

Gedichten
001
Ga nooit heen zonder te groeten,
ga nooit heen zonder een zoen.
Wie het noodlot zal ontmoeten,
kan het morgen niet meer doen.
Ga nooit weg zonder te praten,
dat doet soms een hart zo’n pijn.
Wat je ’s morgens hebt verlaten,
kan er ’s avonds niet meer zijn.
002
Je hebt iemand nodig,
stil en oprecht,
die als het erop aan komt
voor je bidt of voor je vecht.
Pas als je iemand hebt,
die met je lacht en met je grient,
dan pas kun je zeggen:
‘k heb een vriend.
003
Heer,
bidden lukt niet altijd
hoe goed ik het ook bedoel
maar als het lukt,
dan sluit de cirkel
en voel ik diep van binnen
de heelheid die er is
tussen U en ons.
004
Op snelle vleugels vloog je heen,
veel te jong,
veel te vroeg. Herinneringen blijven,
ons hart is leeg ……,
maar ook vol.
005
’t Laatste beetje is nu op,
veel was er te verduren.
Het kaarsje is nu opgebrand,
gedoofd zijn alle vuren.
Voor wie ’t aangaat is ’t niet erg,
die heeft genoeg geleden.
Wel voor hen die hij achterlaat.
“Vaarwel” en “Rust in vrede”.
006
Sterven doe je niet ineens,
maar af en toe ’n beetje,
en alle beetjes die je stierf,
’t is vreemd, maar die vergeet je,
het is je dikwijls zelfs ontgaan,
je zegt: ik ben wat moe,
maar op ’n keer dan ben je aan
je laatste beetje toe.
007
Rust nu maar uit – je hebt je strijd gestreden.
Je hebt het als een moedig mens gedaan.
Wie kan begrijpen, wat je hebt geleden?
En wie kan voelen, wat je hebt doorstaan?
008
Moeder zijn is alles geven,
zorgen en leiden, liefde en leven.
Moeder zijn is alles derven,
alles … en tevreden sterven.
009
Stil ben je van ons heengegaan.
Je hebt altijd voor ons klaargestaan.
Geborgenheid en liefde heb je ons gegeven.
Zo was je hele leven.
Je was een schat voor ons allen.
Je te moeten missen zal ons zwaar vallen.
010
Zijn ziekte heeft hij stil aanvaard
vanaf de eerste dag.
Ondanks angst en ondanks pijn
was er telkens weer zijn lach.
011
Zo lang gestreden om te leven,
maanden van onzekerheid en pijn.
Maar haar laatste dagen van strijd
waren om bij U, God,
haar Vader te zijn.
012
Iemand die me lief was is gestorven.
Die vertrouwde stem is verstomd.
Die vrolijke lach zal niet meer klinken.
Geen kus en geen omhelzing meer.
013
Het diepste verdriet
wordt dikwijls verzwegen;
voor ’t diepste geluk
schieten woorden tekort.
Wij zijn met ons diepste verlangen
verlegen waar ’t liefste bezit
slechts herinnering wordt.
014
’t Verlies was er al voor het einde,
de rouw, voordat het afscheid kwam
toen die onzekere verwarring
bezit van haar gedachten nam.
Wij voelden mee haar stil verdriet.
Nu rouwen wij, maar treuren niet.
015
Je wilde nog zoveel
maar had niet meer de kracht.
Je ziekte had je volkomen in zijn macht.
Je was zo moe.
Je hebt je strijd gestreden.
Je zorgen en verdriet behoren
nu tot het verleden.
Rust nu maar uit.
Je bent bevrijd uit je lijden.
Maar ach, wat is het zwaar
van jou te moeten scheiden.
016
Ik ga slapen.
Ik ben moe.
Sluit mijn beide oogjes toe.
Heere, houd ook dag en nacht,
over ….. trouw de wacht.
017
En toch – telkens weer –
zullen wij je tegenkomen.
Zeg dus nooit: het is voorbij.
Slechts je lichaam werd ons ontnomen,
niet wie je was en ook niet wat je zei.
018
Het is ons maar geleend
de vele mooie dingen.
Ons onbetwistbaar eigendom
zijn de herinneringen.
019
Tijdens je leven heb je, je naam
zonder meer eer aangedaan.
Je liefde, warmte en zorgzaamheid
kon je aan vele mensen kwijt.
Dat gaf jouw leven grote inhoud, daarom is het voor ons nu zo koud.
Wij zullen moeten proberen
op fijne herinneringen te teren.
020
Een uniek mens is heengegaan.
Nu zijn we verbijsterd en bedroefd,
maar hij zal altijd bij ons blijven
door de onuitwisbare indruk die hij achterlaat.
Overal en altijd verspreidde hij
warmte en liefde.
021
Veel fijne herinneringen.
Verzachten onze smart.
Voorgoed uit ons midden.
Maar altijd in ons hart.
022
Hij hield van het leven
ondeugd zijn grootste deugd
zijn levenslust eindeloos.
Al heeft hij ons verlaten,
hij laat ons niet alleen.
Wat wij in hem bezaten,
is altijd van ons heen.
023
Het is tijd, ik moet nu gaan.
Ik zal geen afscheid nemen.
Kijk naar me uit in de regenbogen.
Hoog in de lucht.
Als de zon weer opkomt.
En de hele wereld nieuw is.
Kijk dan naar me uit en hou van me.
zoals ik van jou gehouden heb.
024
Opgewekt en zorgzaam, nooit vragend.
Nimmer klagend, altijd stil dragend.
Moedig ging je door, steeds weer.
Tot op het laatste moment.
Het wilde niet meer.
025
’t Liefste dat ik heb bezeten,
… jaar de spil van mijn bestaan,
vraag me niet dat te vergeten
en gewoon weer door te gaan.
026
Als de draad wordt doorgeknipt,
voel je pas de diepte van verbonden zijn,
voel je pas de pijn van verwond
en alleen te zijn.
027
Een glimlach om je mond
en je ogen die toch weten wie
mij het allerliefste was.
Die zal ik nooit vergeten.
028
Altijd zullen wij je weer tegenkomen.
Wij zeggen veel te vlug: het is voorbij.
Er is toch enkel maar je lichaam weggenomen,
niet wie je was en ook niet wat je zei.
029
Een vechter, zoals wij van je gewend
waren tot op het laatste moment.
Je was een man van weinig woorden,
duidelijk herkenbaar voor diegenen die bij je hoorden.
Een man, vader en opa waar je op kon bouwen,
met een woord waarop je kon vertrouwen.
Achter je ligt een leven van werken en plicht
en juist dat bepaalde in alles je gezicht.
Zo bescheiden ben je gestorven.
030
Zijn plaats is leeg.
Zijn stem is stil.
Een ieder die hem kende,
weet wat dit zeggen wil.
031
De grote strijd, van zovele jaren,
is voor jou voorgoed voorbij.
Het was heel zwaar, dat is te verklaren,
al waren wij dagelijks aan je zij.
Heel ver zijn wij met je meegegaan
totdat het niet meer kon.
Dit laatste moest je alleen doorstaan.
Je vocht en overwon!
Heel dapper heb je dit kruis gedragen,
je geloof gaf je moed en kracht.
Jaren van dragen, zonder klagen,
en zo heb jij je strijd
volbracht!
032
In stille dagen van woordloos klagen,
in eenzaamheid werden mijn gedachten
omhoog geleid en ik weet nu dat de dood
niet het einde is.
033
Herinner mij, maar niet in sombere dagen.
Herinner mij, in stralende zon,
hoe ik was, toen ik alles nog kon.
034
Waar mensen, mensen zijn
die elkaar verstaan,
waar liefde, liefde is,
daarheen wil ik gaan;
waar het eeuwig vrede is,
waar de zon schijnt,
waar een nieuwe wereld is
die niet meer verdwijnt.
035
Al heeft zij ons verlaten,
zij laat ons nooit alleen.
Wat wij in haar bezaten,
is altijd om ons heen.
Als zonlicht om de bloemen,
een ieder goed gezind.
Teveel om op te noemen,
door iedereen bemind.
036
Als ik de dingen niet meer weet,
als ik de namen niet meer ken
en wat ik weet meteen vergeet
zodat ik onherkenbaar ben,
denk dan aan de weg door mij gegaan.
Zo heb ik het niet voor niets gedaan.
037
Als je in je levensstrijd
warmte om je hebt verspreid,
als je iemand die daar treurt,
hebt getroost en opgebeurd,
als je hielp waar je het kon
aan wat licht en aan wat zon,
als je een goed voorbeeld geeft
heb je niet voor niets geleefd.
038
Boven de sterren verdwijnt eens het duister,
daar wordt eens alles ontraadseld, onthuld,
daar zal het lijden des harten eens zwichten,
daar wordt de vreugde eens blijvend vervuld.
039
Eens breekt het koord,
en niets voorkomt een val.
Maar onder ons zijn eeuwige vaderarmen,
het vangnet van Zijn liefde en erbarmen,
waarin Hij ons voor eeuwig bergen zal.
040
God bewaart de namen,
liefdevol, zorgvuldig.
Hij oogst ze, bindt ze op Zijn hart.
En met ons aller namen
bouwt Hij de nieuwe dag,
waarop Hij zelf de tranen drogen zal
van wie vandaag nog huilen.
041
De mensen van voorbij,
zij blijven met ons leven.
De mensen van voorbij,
ze zijn met ons verweven
in liefde, in verhalen,
die wij zo graag herhalen,
in bloemengeuren, in een lied
dat opklinkt uit verdriet.
De mensen van voorbij,
zij worden niet vergeten.
De mensen van voorbij
zijn in een ander weten.
Bij God mogen ze wonen,
daar waar geen pijn kan komen.
De mensen van voorbij
zijn in het licht, zijn vrij.
042
Hij heeft alleen je lichaam weggenomen,
niet wie je was en ook niet wat je zei.
Ik zal nog altijd grapjes met je maken.
We zullen samen door het stille landschap gaan.
Nu je mijn handen niet meer aan kunt raken,
raak je mijn hart nog duidelijker aan.
043
Welgedaan en welgeleefd,
heengegaan en niet gebeefd.
Veel gelachen en geleden,
ook gehuild en vaak gebeden.
Soms getwijfeld, blijven hopen,
naar Gods glimlach toegelopen,
door de Heer bij de hand genomen,
bij de Here thuisgekomen.
044
Je bent niet dood, je mag voor eeuwig leven,
je bent verlost van onvolkomenheid,
van pijn en verdriet, God zal je geven
een onbegrensd geluk in onbegrensde tijd.
045
God geeft aan ons.
Zijn liefde mee.
Het is een baken in de zee.
Een schuilhut tegen felle kou.
Een onderdak voor mij en jou.
046
Je hebt je strijd ten einde toe gestreden
tot God je riep, Hij nam je bij de hand.
Hij heeft geluisterd naar je vurige gebeden,
je stap voor stap geleid naar het beloofde land.
En naast de droefheid, die we moeten dragen,
is er het weten: God heeft je bevrijd;
Hij gaf ons niet het antwoord op ons vragen,
maar schonk ons uitzicht op Zijn Eeuwigheid.
047
Zijn leven moesten wij loslaten,
in ons leven houden wij hem vast.
048
Doodgaan is niet zo erg
kan zelfs bevrijdend zijn.
Afscheid nemen van allen
die je liefhebben,
dat doet pijn.
049
De dood bestaat niet.
De mensen sterven pas als ze vergeten zijn.
Zolang jij aan mij blijft denken,
zal ik altijd bij jou zijn.
050
Nooit vragen, nooit klagen,
alles altijd zelf dragen.
051
De mooiste bloemen
worden het eerst geplukt.
052
Van het concert des levens
krijgt niemand een program.
053
Wanneer het leven lijden is,
brengt sterven verlossing.
054
Dank voor je liefde,
dank voor je trouw.
Ik zeg je bij deze,
dat ik van je hou!
055
Verdrietig maar moedig had hij zich
in het onvermijdelijke geschikt.
Zijn zorg en belangstelling gingen
altijd eerst uit naar anderen.
Dat is tot het laatste zo gebleven.
056
Wat van binnen zit,
dat blijft raden …
… Maar alle goeds,
dat spreekt vanzelf…
057
De leegte blijft,
maar wij geloven en ervaren dat hij,
die wij liefhebben en verloren,
niet meer is waar hij was,
maar altijd zal zijn waar wij zijn.
058
Zijn handen hebben voor ons gewerkt.
Zijn hart heeft voor ons geklopt.
Hij was een onvergetelijke vader.
059
Een goed mens
een lieve vrouw
een fantastische moeder.
060
God heeft ons geen kalme reis beloofd
maar wel een behouden aankomst.
061
De dood van één mens lijkt klein
en onbelangrijk in vergelijking tot grote rampen als oorlogen.
Toch is de dood voor iedereen het grootste wat hem kan overkomen
en het onbegrijpelijkste.
062
Zij was de spil van ons gezin.
063
Lieve Ma, wij zijn dankzij jouw liefde
en zorgen geworden wie wij zijn.
Je blijft en hoort bij ons voor altijd,
waar je ook bent.
064
Jij was onze rots in de branding.
Wel verloren, maar nooit vergeten.
065
Mijn ogen turend
langs velden, langs wegen.
Nergens meer een glimp van jou.
066
Ogen gevuld met tranen.
Voorgoed weg uit het heden,
maar voor altijd in mijn verleden.
067
Hoe te aanvaarden dat je gaat,
als je volop in het leven staat?
068
Zijn liefde, persoonlijkheid en
levenshouding zal bij ons in dankbare
herinnering blijven voortleven.
069
Plotseling ging jij heen.
Nu ben ik alleen.
Onuitsprekelijk verdriet.
Vergeten zal ik je niet.
Vaarwel.
070
Adieu, ons dapper kind.
Je zult er nooit meer zijn.
Tot straks, ons lief kind.
Je zult er altijd zijn.
071
Veel gelukkige jaren waren we samen.
Samen waren we één.
Maar nu jij er niet meer bent,
moeten we zonder jou verder
… dus alleen.
072
Niet het scheiden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.
073
Bij elk afscheid wordt
een herinnering geboren.
074
Je handen hebben voor ons gewerkt.
Je hart heeft voor ons geklopt.
Je ogen hebben ons tot het laatst gezocht.
Rust nu maar uit.
075
Heel bijzonder, heel gewoon,
gewoon een heel bijzondere man.
076
Groot is de leegte en het verdriet.
Mooi zijn de herinneringen die hij achterliet.
077
Niemand weet wat leven is,
alleen dat het gegeven is.
En dat van dit geheimenis
God het begin en einde is.
078
Niet belangrijk is de weg die je gaat,
maar wel het spoor dat je achterlaat.
079
Omdat er liefde is
bestaat er geen voorbij
in alle eeuwigheid
ben jij.
080
Schippers varen naar oost,
schippers varen naar west,
maar wie op God vertrouwt,
vaart het best.
081
Zo is het goed,
zo moet ’t zijn
in het licht van God,
het donker vergeten
en kind bij God te zijn.
082
Over dit leven
dat is geleefd
spreekt Hij
het laatste
het blijvende woord.
083
Gisteren is voorbij,
morgen komt nog,
vandaag helpt God.
084
“Daar moet aan iedere bloem een traan,
aan iedere zon een ondergaan,
aan iedere dag een avond wezen.”
085
Zover wij konden zijn we met je meegegaan.
Na een moedige strijd ben je van ons heengegaan.
Wij zijn je dankbaar, voor al het goede ons gegeven,
in je voorbeeldige en arbeidszame leven.
086
Je kwam van God.
Je was bij ons.
Je blijft in ons hart.
Nu leef je bij God.
087
Het verdriet om zijn heengaan
kan nooit zo groot zijn als de
vreugde die hij ons heeft geschonken.
088
Kleine zorgen kun je delen
maar er is een soort verdriet
dat kunnen mensen niet meer helen
en dat hoeft ook niet.
089
Zijn leven moesten wij loslaten,
in ons leven houden wij hem vast.
090
Doodgaan is niet zo erg
kan zelfs bevrijdend zijn.
Afscheid nemen van allen
die je liefhebben,
dat doet pijn.
091
Ik heb de goeden strijd gestreden,
Ik heb den loop geëindigd,
Ik heb het geloof behouden.
2 Timotheüs 4 : 7
092
Hij die U roept is getrouw,
die het ook doen zal.
1 Tess. 5 : 24
093
Jezus zei:
‘Ik ben de opstanding en het leven,
wie in Mij gelooft, zal leven,
ook al is hij gestorven.’
Johannes 11 : 25
094
Jezus zei:
’t Hijgend hert, der jacht ontkomen,
schreeuwt niet sterker naar ’t genot
van de frisse waterstromen,
dan mijn ziel verlangt naar God.
Psalm 42 (ber.)
095
Jezus zei:
Gelijk het gras is ons kortstondig leven,
gelijk een bloem,
die op het veld verheven,
wel sierlijk pronkt,
maar kracht’loos is en teêr;
wanneer de wind zich over
’t land laat horen,
dan knakt haar steel,
haar schoonheid gaat verloren:
men kent en vindt haar
standplaats zelfs niet meer.
Psalm 103 : 8
096
Jezus zei:
De Heer is mijn herder,
mij zal niets ontbreken.
Psalm 23
097
Ik kan gaan slapen zonder zorgen,
want slapend kom ik bij U thuis.
Alleen bij U ben ik geborgen.
Gij doet mij rusten tot de morgen
en wonen in een veilig huis.
Psalm 4
098
Ruwe stormen mogen woeden.
Alles om mij heen zij nacht,
God, mijn God, zal mij behoeden,
God houdt voor mijn heil de wacht.
099
Door een nacht, hoe zwart, hoe dicht,
voert Hij mij in ’t Eeuwig licht.
100
Ik ben de opstanding en het leven,
wie in Mij gelooft, zal leven,
ook al is hij gestorven.
101
De Heer is mij tot hulp en sterkte:
Hij is mijn lied mijn psalmgezang.
Tel uw zegeningen,
tel ze één voor één.
102
Jezus, Uw verzoenend sterven,
blijft het rustpunt van ons hart.
103
Dan ga ik op tot Gods altaren.
Tot God, mijn God, de bron van vreugd.
104
Ik zie een poort wijd open staan
waardoor het licht komt stromen,
een poort waar ‘k vrijelijk in mag gaan
om vrede te bekomen.
105
Zij is verlost.
God heeft haar welgedaan.
106
Ruwe stormen mogen woeden,
alles om mij heen zij nacht,
God, mijn God, zal mij behoeden,
God houdt voor mijn heil de wacht.
107
Vaste rots van mijn behoud.
108
Blijf bij mij Heer, want d’avond is nabij.
109
Veilig in Jezus’ armen.
110
Wees maar niet bang wanneer de nacht zal komen.
Juist als het donker is, ben Ik je zeer nabij.
Ik wil mijn liefde over je doen stromen.
Mijn moede kind: Vertrouw je toe aan Mij.
Geef Mij je hand.
Ik durf je zo te vragen met Mij te gaan.
Ik zal je helper zijn.
111
Niemand leeft voor zichzelf.
Niemand sterft voor zichzelf.
Wij leven en sterven voor God, onze Heer,
aan Hem behoren wij toe.
112
Laat mij, o Heer,
mijn leven in Uw handen leggen.
En leer mij telkens weer:
“Uw Wil geschiede …” zeggen.
113
Door de goede machten wonderbaar geborgen
verwachten wij getroost wat komen mag.
God is met ons in d’avond en de morgen
en zeer beslist op elke nieuwe dag.
114
En niet onverwacht
werd hij opnieuw geboren en getogen.
God heeft zijn licht ontstoken in de nacht en gaf hem een levend hart
en nieuwe ogen.
115
Je bent je weg gegaan,
in wind en tegenwind,
in licht en donker,
in voor- en tegenspoed.
Zo hebben wij elkaar ontmoet.
En toch, God droeg je in de palm van Zijn hand.
Zie, Ik heb u in mijn handpalmen gegrift.
Jesaja 49 :16
116
God heeft ons geen kalme reis beloofd,
maar wel een behouden aankomst in Jezus Christus.
117
Heer, leg Uw stille dauw van rust
op onze duisternis.
Neem van ons hart de vrees, de lust,
en maak ons innerlijk bewust
hoe schoon Uw vrede is.
118
“Ik weet aan wie ik mij vertrouwe,
al wisselen ook dag en nacht.
Ik ken de rots waarop ik bouwe:
hij feilt niet, die Uw heil verwacht”.
119
Neem, Heer, mijn beide handen
en leidt Uw kind
tot ik aan de eeuwige stranden
de ruste vind.
120
Veilig in Jezus’ armen.
121
Wees maar niet bang wanneer de nacht zal komen.
Juist als het donker is, ben Ik je zeer nabij.
Ik wil mijn liefde over je doen stromen.
Mijn moede kind: Vertrouw je toe aan Mij.
Geef Mij je hand
Ik durf je zo te vragen met Mij te gaan.
Ik zal je helper zijn.
122
Niemand leeft voor zichzelf.
Niemand sterft voor zichzelf.
Wij leven en sterven voor God, onze Heer,
aan Hem behoren wij toe.
123
Laat mij, o Heer,
mijn leven in Uw handen leggen.
En leer mij telkens weer:
”Uw Wil geschiede …” zeggen.
124
Door de goede machten wonderbaar geborgen
verwachten wij getroost wat komen mag.
God is met ons in d’ avond en de morgen
en zeer beslist op elke nieuwe dag.
125
En niet onverwacht
werd hij opnieuw geboren en getogen.
God heeft zijn licht ontstoken in de nacht
en gaf hem een levend hart
en nieuwe ogen.
126
Je bent je weg gegaan,
in wind en tegenwind,
in licht en donker,
in voor- en tegenspoed.
Zo hebben wij elkaar ontmoet.
En toch, God droeg je in de palm van Zijn hand.
Zie, Ik heb u in mijn handpalmen gegrift.
Jesaja 49 :16
127
God heeft ons geen kalme reis beloofd,
maar wel een behouden aankomst in Jezus Christus.
128
Heer, leg Uw stille dauw van rust
op onze duisternis.
Neem van ons hart de vrees, de lust,
en maak ons innerlijk bewust
hoe schoon Uw vrede is.
129
”Ik weet aan wie ik mij vertrouwe,
al wisselen ook dag en nacht.
Ik ken de rots waarop ik bouwe,
hij feilt niet, die Uw heil verwacht.”
130
Neem, Heer, mijn beide handen
en leidt Uw kind
tot ik aan de eeuwige stranden
de ruste vind.
131
Het is waar, de dood kunnen wij niet ontgaan
Dat is zo erg niet
Want dan begint de grote logeerpartij
Bij een gastheer die zo boeiend is
Dat de tijd volledig stil gaat staan
En eeuwig wordt
Godfried Bomans –
132
Heer, sla uw armen om mij heen
ik ben verdrietig, mateloos alleen
want wie ik liefhad ging van mij heen
de liefde heeft niet het hoogste
maar wel het laatste woord
133
Dwars door de stille leegte
klinkt de echo van jouw lach
Zachtjes, van een afstand
alsof ik je daarnet nog zag
Steeds denk ik aan jouw grappen
steeds hoor ik weer jouw stem
Dan voel ik weer die leegte
omdat jij er niet meer bent
134
Jouw sterven is zo moeilijk te verwerken
het doet nog zoveel pijn
te moeten leven met de gedachte
dat jij nooit meer bij me zult zijn
Jouw sterven is zo moeilijk te begrijpen
afscheid nemen ging niet meer
te weten dat ik jou voorgoed moet missen
dat doet zo verschrikkelijk veel zeer
Ik had je nog zoveel te zeggen
nog zoveel dingen uit te leggen
naar ik weet, er komt een keer
dan zien wij elkander weer
135
De bomen komen uit de grond
En uit hun stam de twijgen
En ied’reen vindt het heel gewoon
Dat zij weer bladeren krijgen
We zien ze vallen naar de grond
En dan opnieuw weer groeien
Zo heeft de aarde ons geleerd
Dat ál wat sterft zal bloeien
Toon Hermans –
136
Herinnering
Als dit het einde is
en verder niets
dan is er leegte
gemis, verdriet en
tranen om wat eens was
en niet meer is
Maar er is meer
dan lijf en leden
veel meer
want wat een mens bezielt
dat is, dat was
zijn geest, zijn kracht
zijn denkvermogen
alle gaven van zijn hart:
zijn goedheid grenzeloos
de sterkte van zijn woord
zijn hartelijk gebaar
Dat alles leeft
leeft voort in die hem kenden
die van hem hielden
en blijven houden
omdat zijn geest
nooit, nooit vergaat
137
Daar alleen kan liefde wonen
daar alleen is ’t leven goed
waar men stil en ongedwongen
alles voor elkander doet
138
Omdat er liefde is
bestaat er geen voorbij
in alle eeuwigheid ben jij
139
O, die vertrouwde kleine dingen
die je zo onopvallend deed
die zullen we missen, tot dit leed
verstild is tot herinneringen
140
Liefste, m’n liefste
wat zullen we je missen
maar de herinnering aan jou
is niet uit te wissen
we hadden zo graag
als gezin bij elkaar gebleven
helaas bleek dat een onhaalbaar streven
141
Je bent er niet meer
en toch zal ik je groeten
je elke dag weer
vele malen ontmoeten
je handen, je lippen, je lach
je bent bij me
iedere dag
142
Je wilde liever bij ons blijven
maar de dood was veel te sterk
Je kon de pijn niet meer verdrijven
ondanks al jouw werk
Je hebt geploeterd en gestreden
zoals geen mens ooit strijden wou
Ben niet droef, maar wees tevreden
je bent weer samen met je vrouw
We hebben steeds van jou gehouden
in jouw leven lag de kracht
Waarop wij steeds ons leven bouwden
lieve opa, rust maar zacht
Hermien Lok –
143
Als ik zo naar zijn foto staar
zegt mij dat plotseling meer dan al die woorden
die hij over mij heen liet gaan
nu hij mij heeft verlaten
wil ik hem zo graag voor even horen prate
Lieve …….., ik mis hem zo
heel voorzichtig laat ik een traan
over mijn koude wangen gaan
helaas kon hij niet langer leven meer
er was zo veel beschadigd deze keer
afscheid nemen, het doet zo’n zeer
144
Zijn stem zwijgt voor altijd
zijn ogen voorgoed gesloten
de oneerlijke strijd
heeft hij voor ons besloten
Ik weet, hij is niet meer
maar begrijpen doe ik het niet
waarom kwam hij niet weer
toen hij ons hier achterliet
Het gebeurde te snel
hij ging te vroeg
ik heb je nodig
we hadden nog zoveel voor de boeg
145
You stood resigned
in a garden of snow
under a black sky
the moon and stars
far away
Then
you had to leave
May your soul rest
may your heart heal
may you feel free
at last
May love find you
in your new garden
wherever
that may be
146
Langzaam ben je van ons weggegleden
Elke dag een beetje meer
Telkens werd je weer iets ontnomen
Dat deed jou en ons zeer
Het is een gemis, een stille pijn
Dat je nooit meer bij ons zult zijn
147
Als het leven lijden geworden is
De kans op beter worden hier niet is
Dan zal ik naar een plek toegaan
Waar ziekte en pijn niet meer bestaan
148
Ondernemen en werken, dat was jouw leven
altijd het beste en harmonie nastreven
Toen het werk was gedaan en jij meer wilde geven
velde het lot jou voor een jaar of zeven
De stilte viel zwaar, duurde lang als de nacht
hoe moeilijk is het vechten
bij het ontbreken van de kracht
Bij het verlies is de rust die jij hebt gekregen
een troost voor ons, die jij zo’n mooi
voorbeeld hebt gegeven
149
Veel gelukkige jaren waren we samen
samen waren we één
maar nu jij er niet meer bent
moeten we verder zonder jou
dus alleen
150
Ik vind geen woorden om het je te zeggen
hoe wij hem zullen missen, allemaal
Het diepste gevoel is moeilijk uit te leggen
het hart spreekt een niet uit te spreken taal
Dit sterven is zo moeilijk te verwerken
zijn leven was ons allen zoveel waard
Hij was een van die stille, geestelijk sterken
die iedereen, alleen zichzelf niet spaart
Ik vind geen woorden om je troost te brengen
want hier zwijgt mijn verstand, mijn mond staat stil
Wie kan zijn leven met één dag verlengen?
het is precies zo lang als God het wil
Ik weet het niet, ik kan de zin niet vinden
van wat God met dit sterven heeft bedoeld
151
Als ik dood ben, treur dan niet
ik ben niet echt dood, moet je weten
het is mijn lichaam dat ik achterliet
dood ben ik pas als je mij bent vergeten
152
Wanneer je terugblikt in het leven
Blijkt alles te snel zijn gegaan
Het duurde allemaal maar even
Dat ritme van een lach en een traan
Alles moest je uit handen geven
Het levenstempo werd te zwaar
Het radarwerk heeft het begeven
Het uurwerk is stil blijven staan
153
Zo plotseling ben je van ons heengegaan
Daar heeft niemand ooit bij stilgestaan
Wat in onze herinnering blijft is je lach
Je genoot van het leven
Bedankt voor alles wat je hebt gegeven
154
Ik heb mijn oma niet verloren
daarvoor gaf ze mij te veel
wat zij me zei dat blijf ik horen
van wat ik ben is zij mijn deel
ik kom haar overal tegen
in wat ik doe, in wat ik laat
zij was en blijft voor mij een zegen
waarvan het spoor steeds verder gaat
155
Niets is zinloos
wanneer het
een herinnering
nalaat
156
Samen plezier, samen op reis
Samen een eenheid, samen eigenwijs
Samen kwaad en samen goed
Samen verdriet en samen weer moed
Nu verder zonder jou, dat doet pijn
te weten nooit meer samen te zijn
157
Aan het begin van de avond
hield hij op met z’n bestaan
met z’n vrouw en kinderen om hem heen
is hij heengegaan
Wat we hadden willen zeggen
is niet meer gezegd
zachtjes heeft hij z’n
vermoeide lichaam neergelegd
Helaas was er geen tijd meer om te praten
op die zondag heeft hij ons verlaten
alles waarvoor hij in z’n leven vocht
we hopen dat hij zal vinden wat hij zocht
158
Ik was er niet op voorbereid
het ging allemaal zo vlug
waarom gunde hij ons niet nog wat meer tijd
kom alsjeblieft nog even terug
Ik kan hem niets meer zeggen
ik kan hem niets meer vragen
de herinnering aan hem
zal echter nimmer vervagen
geef me nog eenmaal
voor de allerlaatste keer
de kans afscheid te nemen van hem
en verzacht daarmee dit onbegrijpelijke zeer
159
Zoveel moed getoond
zo intens gestreden
niet eens voor zichzelf
liefde was haar reden
160
Achter tranen van verdriet
schuilt de glimlach van herinnering
161
Bloemen vol dartelende vlinders
en wind die zachtjes ruist door de bomen
Ik zie mijn bloementuin en weet
de tijd van rust is nu eindelijk gekomen
162
Ik wil de dromen van bergen dromen
en zingen in een juichend vogellied
Ik wil vergeten al mijn grauw verdriet
en eindelijk weer de stille rust verwerven
een kind van God te zijn – en anders niet
163
Nu pijn en zorgen niet meer hoeven
en de hemelse rust is gekomen
zullen wij elkaar ontmoeten
en vrolijk praten over vroeger
164
Veel heb je ons gegeven
veel heb je voor ons betekend
plotseling uit ons leven gedreven
blijf je in onze harten leven
165
Elk definitief afscheid doet pijn
’t is of een draad wordt doorgesneden
waarmee je vast zat aan ’t heden
waardoor je deel van een geheel mocht zijn
166
Rozen als afscheid, rozen vol rouw
rozen vol liefde, enkel voor jou
Je laatste rozen
zorgvuldig uitgekozen
Als blijk van dank voor jouw bestaan
waarin wij een eindje mee mochten gaan
167
Je was als een kaars
vol licht, warmte en gezelligheid
die is nu opgebrand
doch haar uitstraling zal blijven tot in eeuwigheid
168
Je blijft met lege handen achter
je zou zo graag nog willen zorgen
de tijd van waken en van wachten
is voorbij en elke morgen
brengt nu een lege dag vol pijn
er rest alleen herinnering
aan in-gelukkig zijn
In de leegte staat zijn naam geschreven
komt alle goeds naar boven drijven
het allerdiepste van zijn leven
zal altijd in ons midden blijven:
een dierbaar mens die in zijn eenvoud
zo vol betekenis kon zijn
gaf aan ons leven rijke inhoud
169
Toen jij stierf
is de wereld gewoon doorgegaan met draaien
het werd nacht en ook weer morgen
er was lawaai en stilte
en ook om ons heen
maakte het leven-van-alledag
evenveel lawaai als anders
alleen bij ons kwam dat harder aan dan normaal
Wat deed het pijn
te zien en te horen
dat alles gewoon doorging
toen jij gestorven was
Wreed en onverschillig
genadeloos en onbarmhartig was het
en elke indruk stak dieper
deed meer pijn
Nee, ze kunnen niet weten
wat wij nu voelen
die steken pijn
van afgesneden zijn
en nooit meer samen….
ach, niets zal meer hetzelfde zijn
zonder jou
170
De zon nam haar die avond mee
achter de einder, waar het altijd licht is
Wij bleven samen achter met een sterrenhemel
vol herinneringen
171
Leven is dankbaar zijn
voor het licht en de liefde
voor de warmte en de tederheid
in mensen ons omgeven
leven is mensen en dingen omhelzen
en weer loslaten….
172
Als mijn tijd gekomen is
ik afscheid neem van het leven
merken jullie, in al je eenzaamheid
dat ik onzichtbaar bij jullie ben gebleven
173
Veel lichtpuntjes in deze duisternis
Sterkte gewenst bij dit groot gemis!
174
Zwijgzaam, stil en zonder vragen
wilde hij zijn ziekte dragen
hij vocht met al zijn levenskracht
voor elke nieuwe dag en nacht
zo is hij langzaam, moegestreden
uit ons midden weggegleden
en na een dappere maar ongelijke strijd
uit zijn lijden nu bevrijd
175
Ik heb een steen verlegd in een rivier op aarde
nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten
ik leverde bewijs van mijn bestaan
omdat door het verleggen van die ene steen
de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan
– Bram Vermeulen –
176
Het is nu één jaar geleden
een jaar is nu voorbij
die tijd dat hij voor zijn leven heeft gestreden
is als de dag van gisteren voor mij
Hij moest de strijd opgeven
ook al wilde hij dat niet
hij mocht niet verder leven
dat deed mij veel verdriet
177
De strijd heb je nimmer opgegeven
zelfs toen het einde werd verwacht
je bleef geloven in het leven
vol liefde, zorg en levenskracht
178
Je bent er niet meer
het is voorbij
al wat je deed
dat was voor mij
Voor jou is nu de strijd gestreden
maar in mijn hart
bewaar ik het verleden
179
Zoals een boot heel langzaam
achter de horizon verdwijnt
zo hebben wij de laatste jaren
stap voor stap
afscheid van je moeten nemen
wat blijft zijn onze herinneringen
180
Je verleden bestond uit werken en een groot besef van plicht
dit alles bepaalde steeds weer jouw gezicht
Je was een man van weinig woorden
herkenbaar voor hen die echt bij je hoorden
Een vriend, oprecht, waar je altijd op kon bouwen
jouw woord gaf ons een grenzeloos vertrouwen
Bescheidenheid stond in het vaandel van je leven
liefde en vriendschap, dat is wat je altijd hebt gegeven
181
Samen plezier, samen op reis
samen een éénheid, samen eigenwijs
samen kwaad en samen goed
samen verdriet en samen weer moed
nu verder zonder hem, dat doet pijn
te weten nooit meer samen te zijn
182
Het is ons maar geleend
de vele mooie dingen
Ons onbetwistbaar eigendom
zijn de herinneringen
183
Ik kan gaan slapen zonder zorgen
want slapend kom ik bij U thuis
alleen bij U ben ik geborgen
Gij doet mij rusten in de morgen
en wonen in een veilig huis
184
Moeder
Omdat jij de ader was waaruit wij groeiden
Omdat jij de bodem was waaruit wij bloeiden
Omdat jij wist wat ons kon deren
Zullen wij je altijd eren
185
Optimistisch tot het laatste
Niet moeilijk maken voor je naasten
Gesloopt van al je krachten
Bleef je op een betere dag wachten
Wij waren jouw lust en je leven
Maar er is geen tijd meer gegeven
Jij streed vol moed en kracht
Lieve schat, rust nu maar zacht
186
Stil ben je van ons heengegaan
je hebt altijd voor ons klaargestaan
geborgenheid en liefde heb je ons gegeven
zo was je hele leven
je was een schat voor ons allen
je te moeten missen zal ons zwaar vallen
187
Het diepste verdriet
wordt zo dikwijls verzwegen
Voor ’t diepste geluk
schieten woorden tekort
Wij zijn met ons diepste
verlangen verlegen
Waar ’t liefste bezit
slechts herinnering wordt
188
Afscheid nemen
is met zachte vingers
wat voorbij is
dichtdoen
en verpakken
in de goede gedachten
ter herinnering
189
Gek is dat, dat soms de sterren
mij wat liefde kunnen schenken
Want als ik naar de sterren kijk
moet ik altijd aan je denken
190
Als ik dood ben
niet die theatrale rouw
Neem wat Franse kaas
wat stokbrood en wat wijn
Ik wil ook niet
in een vaasje op de schouw
Ik wil gewoon
een stukje kerkhof zijn
– Toon Hermans –
191
’t Liefste wat wij hebben bezeten
en vele jaren de spil van ons bestaan
vraag ons niet dat te vergeten
en gewoon weer door te gaan
192
Bedankt voor je liefde, je trouw, je eerlijkheid
Voor de lach van bijna iedere dag
Voor het geluk dat je ons hebt gegeven
Deze dingen duren altijd te kort
193
Al maanden staat het huis verlaten
haastig onttakeld en verdaan
de ijsbloemen staan op het raam
in scherpgenerfde varenbladen
schittert onuitgewist uw naam
194
Voor ons was je een licht
voor vreemden duisternis
Je markante persoonlijkheid en je vrolijke gezicht
zullen wij ervaren als een groot gemis
Want een dag zonder lach
was voor jou geen dag
Van vele dingen had je nooit genoeg
je laatste reis kwam veel te vroeg
195
Weinig nemen en veel geven
Altijd hartelijk en warm
Als de mensheid zoals jij was
Was de wereld niet arm
196
De vlinders zijn gevlogen
Zij zijn weer eindelijk thuis
Ver voorbij de regenbogen
passeerden zij die “sluis”
Die “sluis” tussen de hemel en de aarde
daar zweefden zij samen doorheen
Dat heeft zoveel waarde
zij zijn nooit meer alleen
197
Waarom al dat vechten
waarom al die pijn
Je wilde hier niet weg
je wilde bij ons zijn
De strijd was oneerlijk
en geheel niet terecht
Je wilde nog graag verder
maar verloor dit gevecht
– Ria Schut-Diks –
198
Daar staat de ronde regenboog
zo trots, zo koninklijk en hoog
Hij buigt om heel de aarde heen
die is opeens niet meer alleen
Maar in een grote arm gevangen
met al haar zorg, al haar verlangen
En alle mensen blijven staan
en zien de mooie hemel staan
En alle mensen denken even
hoe goed het is te mogen leven
199
Do not stand at my grave and weep
I am not there, I do not sleep
I am a thousand winds that blow
I am the diamond glints on snow
I am the sunlight on ripened grain
I am the gentle autumn rain
When you awaken in the morning’s hush
I am the swift uplifting rush
of quiet birds in circled flight
I am the soft stars that shine at night
Do not stand at my grave and cry
I am not there – I did not die
200
Mijn eigen situatie vergelijk ik met de wind
die je nodig hebt om te zeilen
Je moet zeilen met de wind van vandaag
Die van gisteren helpt me niet meer vooruit
Die van morgen die blijft misschien wel uit
Dus moet ik zeilen met de wind van vandaag


